Als je kind het lastig vindt om onenigheid op te lossen… [Sociale ontwikkeling]

Komt jouw kind ook wel eens thuis met verhalen over andere kinderen, die vervelend deden? Bijv. dat jouw kind niet mee mocht spelen in de pauze op school, dat je kind zo maar werd geduwd, dat iemand iets vervelends tegen hem zei, dat iemand iets van hem had afgepakt of stuk gemaakt? Je kind zal er waarschijnlijk verdrietig, boos, gefrustreerd of teleurgesteld over zijn. Dat kun je je ook goed voorstellen, want dit zijn nou eenmaal geen leuke situaties…

Voor ons als ouders kan het natuurlijk heel vervelend zijn om deze verhalen te horen. Misschien herken je wel dat jou het gevoel bekruipt: ‘het lijkt wel alsof mijn kind geen vriendjes heeft’, ‘mijn kind heeft het helemaal niet leuk op school’ of ‘mijn kind wordt toch niet gepest?’. Waarschijnlijk vraag je je ook wel eens af waar dat toch aan kan liggen: ‘er is toch niks mis met mijn kind?’, ‘waarom zijn die andere kinderen toch zo vervelend?’, ‘waarom doet de leerkracht hier niks aan?’ en ‘wat kan ik doen om m’n kind hier bij te helpen?’.

Welke oorzaak er ook ten grondslag ligt aan deze vervelende situaties, het is altijd goed om je kind te leren hoe hij zélf op een fijne manier met andere kinderen om kan gaan en hoe hij op anderen kan reageren zonder dat dat resulteert in onenigheid, ruzie of andere vervelende situaties. Daar wil ik je in dit artikel graag meer informatie en praktische tips over geven. Als ouder kun je je kind namelijk goed begeleiden om deze ‘sociale problemen’ op te lossen.

=> In dit artikel vind je dan ook 9 waardevolle tips om je kind op een positieve manier met lastige sociale situaties te leren omgaan.

(1) Praat met je kind over zijn (school)dag.
Om te weten waar je kind op school of in zijn omgang met vriend(inn)en tegen aan loopt, is het goed om regelmatig met je kind te praten. Daar kun je het beste een vast moment op de dag voor kiezen, bijv. als je kind uit school komt, tijdens het avondeten of vlak voor het slapengaan. Vraag dan naar hoe zijn dag was, of hij nog iets nieuws geleerd heeft, met wie hij gespeeld heeft enz.

Sommige (vaak de wat oudere) kinderen vinden het niet prettig om samen over lastige onderwerpen praten; dan kan het goed werken om het tijdens een activiteit (zoals de afwas of een autoritje) te bespreken. Uiteraard hoeft dit specifieke thema niet dagelijks aan bod te komen; los daarvan is het goed om regelmatig met je kind over van alles en nog wat te praten.

Uiteraard vertellen niet alle kinderen even gemakkelijk over wat ze op een dag meemaken. Het ene kind is een echte prater en vertelt uit zichzelf al honderduit; het andere kind luistert liever naar anderen en/of vertelt niet graag over zijn eigen belevenissen. Ook kan het voor jou als ouder nog best lastig zijn om de juiste vragen te stellen. In het geval jij het zelf lastig vindt om dit thema aan te snijden of indien je merkt dat je kind het lastig vindt om erover te praten, maak dan gebruik van deze Kletskaartjes. Dan heb je een mooie, luchtige ingang voor jullie gesprek en zul je langzaam maar zeker steeds meer horen over hoe je kind het op school vergaat.

(2) Spreek af wat je kind wel en niet mag doen tijdens het spelen met andere kinderen.
Het is belangrijk dat kinderen weten wat ze wel en niet mogen; niet alleen in het algemeen, maar ook in de omgang met andere kinderen. Dat lijkt een open deur, maar vaak gaan we er zomaar van uit dat kinderen dat wel zullen weten. En dat is helaas niet altijd waar. Ook ‘samen spelen’ is iets dat kinderen gewoonweg moeten leren.

Wat je kind wél mag doen, is dat het altijd mag zeggen wat het wil. Dat doe je niet op een boze, bazige of schreeuwende manier, maar wel op een rustige, aardige manier. Zelfs als je het niet eens bent met een ander, kun je dat gewoon rustig tegen de ander zeggen. Je kunt dus altijd met de ander praten, overleggen en proberen om (samen) een oplossing te bedenken, om een compromis te sluiten (lees ook de tips hieronder). Als je kind er samen niet uitkomt, is het goed om een volwassene (bijv. vader, moeder, leerkracht, oppas) erbij te vragen om te helpen.

Wat je kind niet mag doen, is een ander pijn doen (bijv. door te slaan, schoppen, bijten, knijpen of schelden); ook niet als je het niet met elkaar eens wordt, als je boos bent op de ander of als je vindt dat de ander vervelend tegen jou doet. Merk je dat je het lastig vindt om rustig te blijven, vraag er ook dan een volwassene bij.
Wil je meer weten over hoe je je kind leert om om te gaan met zijn boosheid? Klik dan hier.

————————————————-
Maak je je zorgen over je kind (0-16 jaar) dat niet goed luistert, slaapt of eet?
Of heb je een andere opvoedvraag, waar je graag een antwoord of oplossing voor wil?
Lees dan hier wat ik voor je kan doen om dat op te lossen.

Wil je eerst meer over mij en m’n bedrijf weten?
Lees dan hier meer over m’n achtergrond.
————————————————-

(3) Leer je kind om een ‘ik boodschap’ te geven.
Leer je kind dat het fijn is om zg. ‘ik boodschappen’ te geven. Met behulp van ik boodschappen kun je heel goed je mening geven of laten weten dat je het ergens niet mee eens bent, maar dan zonder dat je jezelf gaat verdedigen of zonder de ander (verbaal) aan te vallen. Kijk maar eens naar de volgende twee voorbeelden.

Voorbeeld 1:
Iemand zegt iets tegen je, dat je niet fijn vindt. Je kunt dan in de verdediging schieten of de aanval inzetten door te vragen ‘waarom zeg je dat nou?’ of ‘wat bedoel je daar precies mee?’, maar een fijnere manier is om te reageren met ‘Ik vind het niet fijn dat je dat tegen me zegt’. Met deze reactie geef je duidelijk een grens aan over wat de ander wel / niet tegen je mag zeggen.

Voorbeeld 2:
Eén van de klasgenoten bepaalt regelmatig wat er gedaan wordt, bijv. bij het buiten spelen. Ze zegt ‘kom, we gaan verstoppertje spelen’. Als jouw kind geen zin heeft om verstoppertje te spelen of het niet fijn vindt dat de ander steeds bepaalt, dan is het beter om niet te reageren met ‘waarom moet ik altijd doen wat jij wil?’ of ‘waarom doe je nou nooit eens wat ik voorstel?’, maar wel met ‘ik wil graag gaan voetballen. Kom je mee?’. (en dat vervolgens ook gaan doen, onafhankelijk van of de ander wel / niet meekomt).

Kortom, door te werken met ‘ik boodschappen’ voorkom je dat je in de verdediging schiet of in de (tegen)aanval gaat. Als je je boodschap bij jezelf houdt door ‘ik’ te zeggen, komt je boodschap fijner over en zal de ander positiever op je reageren.

(4) Leg uit hoe ‘samen spelen’ werkt.
Voor jonge kinderen is het soms nog best lastig om ‘samen te spelen’ en om ‘samen te delen’. Als ouders zeggen we wel vaker ‘samen spelen, samen delen’ op het moment dat het tussen twee kinderen even niet zo lekker loopt (bijv. speelgoed afpakken). Voor (jonge) kinderen is meestal niet helemaal duidelijk wat dat zinnetje precies betekent óf hoe ze dat in praktijk moeten brengen. Vaak weten ze wel wat ‘spelen’ betekent, maar wat is ‘delen’ precies of wat betekent ‘samen’…? Samen spelen is dan ook echt weer een aparte vaardigheid, die je kind kan leren.
Voor meer uitleg hierover verwijs ik je graag naar m’n artikel ‘Samen spelen, samen delen? 5 tips om je kind te leren om met andere kinderen samen te spelen.‘.

De meeste oudere kinderen hebben vaak al wel geleerd dat ze niet zo maar iets kunnen afpakken waar een ander mee bezig is. Ze weten dat ze het kunnen vragen of dat ze zelf even moeten wachten totdat de ander ermee klaar is. En als iemand anders iets bij hen afpakt, weten ze waarschijnlijk ook al hoe ze duidelijk kunnen maken dat de ander nog niet aan de beurt is en nog even zal moeten wachten.

(5) Leer je kind om zijn grenzen aan te geven.
Bij punt 3 over het geven van ‘ik boodschappen’ gaf ik al aan dat dat een fijne, duidelijke manier is om je eigen grenzen aan te geven. Als je op tijd aangeeft dat je iets niet fijn vindt of dat je het ergens niet mee eens bent, dan ben je ook nog niet zo boos of gefrustreerd. Leer je kind dat het belangrijk is om niet te lang te wachten met zeggen wat je vindt, wil of voelt.

Voor jonge kinderen, die verbaal nog niet zo sterk zijn, is het handig om te leren om dan ‘stop, hou op, ik vind het niet meer leuk.’ te zeggen, evt. aangevuld met het omhoog houden van een hand. Zo maakt je kind niet alleen verbaal, maar ook visueel duidelijk dat een grens bereikt is.

Door te praten en uit te leggen wat je wel / niet wil, kan de ander beter rekening met je houden. En als jij duidelijk zegt wat jij wil, kan de ander ook duidelijk aangeven wat hij/zij wil. Zo komt er makkelijker een overleg tot stand.

Wederom: komen de kinderen er onderling nog niet helemaal (of echt niet) uit, dan is het belangrijk om een volwassene in te schakelen. Liefst dus nádat de kinderen zelf geprobeerd hebben om er samen uit te komen, maar nog vóórdat de gemoederen te hoog zijn opgelopen.

————————————————-
Wil je mijn nieuwste, waardevolle OpvoedTips als eerste in je mailbox ontvangen?
Klik dan hier hoe je dat – heel eenvoudig – voor elkaar krijgt.
————————————————-

(6) Probeer een probleem eerst samen op te lossen.
Als je een probleem hebt met iemand anders, dan is het goed om samen een oplossing voor dat probleem te bedenken. Voor kinderen kan dat nog best lastig zijn. Ze houden graag vast aan hun eigen idee en moeten nog leren om rekening te houden met de ander en/of om zich te verplaatsen in het perspectief van de ander (het ene kind kan dat natuurlijk al beter dan het andere).

Ook hierbij kun je je kind thuis helpen: als je van je kind hoort dat er een vervelende situatie op school, bij een training / repetitie of tijdens het spelen was, vraag dan wat er precies gebeurde én hoe je kind erop reageerde. Als je kind dat heeft uitgelegd, vraag je hoe hij het evt. op een andere manier had kunnen reageren. De reactie die hij heeft gegeven of de manier waarop het nu opgelost is, is nl. één reactie of één manier, maar er zijn altijd meerdere reacties / oplossingen mogelijk. Probeer je kind een of meerdere andere oplossingen te laten bedenken.

Denk maar eens aan oplossingen als:
– Om de beurt: Je doet eerst wat de ander voorstelde, daarna wat jij voorstelde (of andersom).
– Compromis: Je bedenkt een compromisvorm van wat jullie allebei leuk vinden. Bijv. als de één verstoppertje wil spelen in de gymzaal, maar de ander wil het liefst buiten spelen, dan kan het compromis zijn dat de kinderen buiten verstoppertje gaan spelen.
– Change of plans: je bedenkt iets heel anders, iets wat jullie wel allebei ook leuk vinden om te doen, maar dat totaal iets anders is dan wat jullie in eerste instantie hadden bedacht.
– Betrek iemand anders erbij: je vraagt een derde persoon (bijv. klasgenoot, broer / zus, ouder, leerkracht) om met jullie mee te denken. Leg het probleem aan de ander voor en vraag hoe die ander het zou oplossen.

Sommige oplossingen, die je kind bedenkt, zullen handig zijn, andere niet (of werken misschien zelfs averechts). Geef in ieder geval nog geen oordeel over de alternatieven die je kind geeft. Nadat je kind een aantal alternatieven heeft bedacht, kun je vragen hoe je kind de volgende keer zou reageren. Wellicht kiest hij dan een alternatief waardoor de situatie (nóg) beter of positiever uitpakte. Kiest je kind een manier, waardoor de situatie verder zou escaleren, dan is het uiteraard handig om die mogelijke gevolgen met je kind te bespreken (en hem vervolgens een andere optie te laten kiezen).

Met deze aanpak leer je je kind om te reflecteren op lastige situaties en om in oplossingen te denken.

(7) Leer je kind om anders naar het gedrag van anderen te kijken.
De reactie van je kind op het gedrag van een ander is afhankelijk van hoe je kind naar dat gedrag kijkt. Als je namelijk met een negatieve bril naar het gedrag van anderen kijkt, dan ga je sneller in de verdediging en dan zul je ook sneller negatief op de ander reageren, terwijl jouw negatieve interpretatie helemaal niet juist hoeft te zijn.

Bijvoorbeeld: Je kind wordt geduwd.
Laten we eens naar 3 mogelijke interpretaties van dit gedrag kijken. Je kind zou de duw op één van de volgende manieren kunnen interpreteren:
(1) ‘Oei, ik liep in de weg, waardoor de ander tegen me aan liep.’
(2) ‘De ander verloor even zijn evenwicht en kwam daardoor tegen me aan.’
(3) ‘De ander duwde me expres, gewoon om me te klieren.’

Realiseer je dat het gedrag (= de duw) bij alledrie exact hetzelfde is gebleven; daar is dus niks aan veranderd. Het enige dat veranderde, was de manier waarop je het gedrag interpreteerde. Aan de hand van dit voorbeeld kun je je goed voorstellen dat je met interpretatie 1 en 2 rustiger en positiever op de duw van de ander zult reageren dan met interpretatie 3.

Ook op dit gebied kun je je kind thuis goed helpen en ondersteunen. Als je kind jou over een vervelende situatie vertelt, is het belangrijk om samen met je kind alternatieve interpretaties te bedenken. In het voorbeeld van de duw kun je je kind vragen welke redenen de ander nog meer gehad kan hebben om te duwen. (Dit kun je ook toepassen in andere situaties, bijv. wanneer een ander kind een ‘vreemde’ opmerking heeft gemaakt of een ‘vreemd’ gezicht naar je kind heeft getrokken.) Hoe vaker je kind merkt dat zijn eerste (negatieve) reactie niet perse juist hoeft te zijn en dat er ook nog andere verklaringen mogelijk zijn, zal ervoor zorgen dat je kind in het vervolg steeds meer geneigd is om eerst na te denken over mogelijke interpretaties en pas daarna een reactie zal geven.

Kortom, ook bij lastige sociale situaties geldt: ‘Eerst denken, dan doen.’

(8) Laat je kind veel oefenen, zeker als je kind het moeilijk vindt.
Als je merkt dat je kind het lastig vindt om op een fijne manier met andere kinderen om te gaan en om sociale situaties op een positieve, handige manier op te lossen, blijf dan thuis regelmatig oefenen zodat je kind er langzaam maar zeker beter in wordt. Ik ben er nl. van overtuigd dat iedereen dit kan leren. Het is misschien niet voor iedereen even makkelijk, maar uiteindelijk zal het wel gaan lukken. Door deze situaties echter te gaan vermijden, dus om je kind niet meer te laten afspreken of niet meer naar een clubje te laten gaan, krijgt je kind juist minder kansen om te oefenen. En dat komt zijn sociale vaardigheden helaas niet ten goede…

Kortom: geef je kind de kans om vaak te oefenen. Niet alleen op school, maar ook op andere plekken, bijvoorbeeld bij een sportclub, muziekvereniging of met kinderen uit de buurt. Laat je kind dus regelmatig in contact komen met andere kinderen.

Vind je kind het lastig om klasgenootjes te vragen of om bij andere kinderen thuis te gaan spelen? Neem dan eerst zelf contact op met de ouders en probeer – zeker in het begin – de afspraken voor je kind te maken. Als je kind een beetje doorheeft hoe het werkt, dan zal je kind dat ook steeds meer zelf gaan oppakken.

————————-

Volg me nu ook op Facebook en/of Instagram voor jouw dagelijkse portie OpvoedInspiratie.

————————

(9) Lees samen boeken over sociale situaties, vriendschap en ruzie maken.
Er is niks – nou ja, weinig dan… 😉 – zo fijn als samen met je kind een boek te lezen. Veel ouders lezen hun jonge kind al voor en dat kan ik alleen maar van harte stimuleren. Ook voor oudere kinderen is het belangrijk om te blijven (voor)lezen. Misschien niet op de klassieke ‘voorleesmanier’ (= ik lees en jij luistert), maar je kunt wel om de beurt een regel of alinea lezen. Voor kinderen blijft het een fijn moment om samen met papa of mama één-op-één tijd door te brengen en daar is lezen ideaal voor.

Als je merkt dat je kind op bepaalde gebieden problemen heeft, dan kan het fijn zijn om juist over dat thema boeken te lezen. Ook over vriendschap en uiteenlopende sociale situaties zijn tal van boeken geschreven.

Ik heb er hier een aantal voor je op een rijtje gezet:
– Jip en Janneke (Annie M.G. Schmidt)
– Zullen we vriendjes zijn? (Sam McBratney)
– Kikker is mijn vriendje (Max Velthuijs)
– Niet slaan, Anna! (Kathlen Amant)
– Woezel & Pip: ‘Stop, hou op’ (Dromenjager)
– Serie ‘Superjuffie’ (Janneke Schotveld)
– Schoolseries als ‘Dagboek van een Muts’ (R.R. Russell) of ‘Leven van een Loser’ (Jeff Kinney)
– Vriendschap is alles (Stine Jensen)

Dit rijtje is slechts een héél klein topje van de ijsberg. In de bibliotheek zijn er nog legio andere mogelijkheden, alleen al over het thema vriendschap, sociale situaties of samen spelen. Ga naar de (website van de) bibliotheek en zoek daar het boek uit dat het beste bij jouw kind en zijn leeftijd / ontwikkelingsniveau past. Ik wens jullie alvast veel (samen)leesplezier!
Lees ook m’n artikel ‘Ja, ik wil … voorlezen!’ over waarom (samen) voorlezen de ontwikkeling van je kind stimuleert.

Wil je graag reageren op dit artikel?
Dat mag! Houd het dan wel constructief, liefst in de vorm van ‘Tips & Tops’. Zet jouw reactie dan onder dit bericht. Dankjewel alvast voor je reactie!


Wil jij meer OpvoedTips van Joyce lezen én ze als eerste in je mailbox ontvangen?
Dat kan! Helemaal gratis en vrijblijvend. Aanmelden is heel eenvoudig.

Cadeau: Als welkomstcadeau ontvang je meteen na je aanmelding het E-book ‘Nóg meer genieten van je kind – 5 x 5 OpvoedTips’. Je leest er hier meer over.


joyce_rosegrijs_staand_c




Heb je vragen over één van deze thema’s, wil je meer weten over het onderwerp of heb je een andere opvoedvraag?

Neem dan contact met me op.

Met vriendelijke groet,
Joyce Akse

Opvoedcoach & Psycholoog | http://www.aksecoaching.nl | info@aksecoaching.nl

© 2021. Joyce Akse / Akse Coaching, alle rechten voorbehouden.

Klik hier voor jouw dagelijkse portie OpvoedInspiratie op Facebook.



Voor dit artikel gebruikte Joyce de volgende literatuur en websites:
– Matthys & Boersma. (2017). Gedragsproblemen bij kinderen: Wegwijzer voor ouders van kinderen met brutaal, boos of agressief gedrag. Uitgeverij Hogrefe: Amsterdam.
– Poster: Sociale vaardigheden 6 – 12 jaar. Apetrotse kinderen. Klik hier.
– Sociale vaardigheden aanleren aan je kinderen. Apetrotse kinderen. Klik hier.


Lees ook andere artikelen van Joyce met waardevolle OpvoedTips:
– ‘Hoe je kind zijn emoties de baas wordt.‘ [ Emotionele ontwikkeling ].
– ‘10 basistips om je kind of tiener beter naar je te laten luisteren
– ‘Omgaan met stress | 5 praktische tips om je stressgevoel aan te pakken.
– ‘Als je kind teleurgesteld is… | 5 stappen om je kind te leren met teleurstellingen om te gaan.
– ‘Ik mag hier ook nooit iets! | Hoe je je kind of tiener steeds wat meer vrijheid geeft.
– ‘Mijn kind is vaker bang. Heeft het nu een angststoornis?’ Interview met angstexpert dr. Ellin Simon.
Klik hier voor andere opvoedtips, bijv. over voeding, media, beweging ed.



© De foto van Joyce Akse is gemaakt door Ilona Tychon Fotografie.



Ga (terug) naar de website van ‘Akse Coaching – Opvoedcoaching & Opvoedadvies’.

logo_akse_coaching_groot_nieuw

‘Mijn kind voelt zich vaak zo somber en neerslachtig. Dat zal toch geen depressie zijn?’ [ Interview met depressie-expert dr. Denise Bodden ]

‘Mijn zoon zit het liefst alleen op zijn kamer. Hij luistert dan naar muziek of kijkt op zijn telefoon. Hij gaat gelukkig wel nog naar zijn sportclub; dat vond hij vroeger echt helemaal geweldig, maar ik heb het idee dat dat de laatste tijd niet meer zo van harte gaat. Ook zijn vrienden komen nog maar weinig over de vloer. Het is alsof hij nog maar weinig zin heeft om iets te ondernemen. Als ik vraag of er iets met hem aan de hand is, zegt hij dat er niks is. En als ik doorvraag, krijg ik al snel een grote mond. Misschien is er ook wel niks aan de hand, maar soms maak ik me toch wel een beetje zorgen. Doen alle jongens van zijn leeftijd dit? Zou hij misschien depressief zijn? Ik haal me vast alleen maar van alles in m’n hoofd. Het zal de puberteit wel zijn. Toch…?’

Het is vaak moeilijk voor ouders en leerkrachten om te zien wanneer een kind of jongere last heeft van negatieve of depressieve gevoelens. Het gedrag dat ze laten zien, past ook niet direct bij het standaardbeeld dat we vaak hebben van een depressie. Een depressie bij kinderen en jongeren kan zich namelijk op een andere manier uiten dan bij volwassenen. Ook bestaat de kans dat kinderen en jongeren hun negatieve of depressieve gevoelens verdoezelen, waardoor het extra moeilijk wordt om het goed in te schatten. Vandaar dat het zo belangrijk is om goed te weten wat een depressie precies is, op welke manieren het zich kan uiten bij kinderen en jongeren en hoe je er als ouder en leerkracht op een constructieve manier mee om kunt gaan.

Ik praatte over dit onderwerp met dr. Denise Bodden. Zij doet al jarenlang wetenschappelijk onderzoek naar depressie bij kinderen en jongeren. Daarnaast behandelt ze als psycholoog depressieve jongeren. Zij weet dan ook als geen ander mijn vragen over depressie bij kinderen en jongeren te beantwoorden.

Je bent expert op het gebied van depressie bij kinderen. Hoe ben je bij dit onderwerp gekomen en wat spreekt jou er persoonlijk zo in aan?
‘Ik heb jaren onderzoek gedaan naar allerlei psychische problemen, zoals angst en gedragsproblemen. Een enkele keer zag ik een kind of jongere met een depressie en wat me daarbij opviel was de duidelijke lijdenslast* voor de kinderen. Het is steeds zo heftig voor het kind, het gezin en de omgeving. Daarbij komt ook nog eens het risico op suïcide.
De WHO berekent op basis van onderzoek de ziektelast van diverse lichamelijke en geestelijke ziektes. Depressie staat in de top 4 met de hoogste lijdenslast.

Het viel me op dat er maar weinig onderzoek was naar depressie bij kinderen en jongeren, terwijl dat wel hard nodig is. Er was trouwens wel wat onderzoek gedaan op preventiegebied, maar niet op het gebied van behandeling. Dat wilde ik heel graag gaan doen.

Inmiddels hebben collega’s en ik onderzoek gedaan naar depressie bij jongeren. Ik zal kort uitleggen wat we tot nu toe hebben gevonden:

Cognitieve gedragstherapie (CGT) is de meest gebruikte behandeling bij jongeren met een depressie. We wisten al dat deze therapie werkte bij Amerikaanse jongeren, maar nog niet of het ook zou aanslaan bij Nederlandse jongeren. Daar moest onderzoek naar komen en dat hebben we gedaan, specifiek bij 12 tot 21 jarigen. We zagen dat CGT ook bij Nederlandse jongeren werkte (samen met Yvonne Stikkelbroek).

Dat was niet het enige dat we vonden. We zagen echter ook dat niet iedereen voldoende opknapte na CGT. Vandaar dat we wilden kijken waar jongeren met een depressie nog meer baat bij zouden kunnen hebben. Eén van de mogelijkheden, die we onderzochten, was om de hulp bij depressie laagdrempeliger en toegankelijker te maken. Zo kwamen we uit op een online, blended variant, waarbij deze jongeren face-to-face contact hadden met een hulpverlener én contact hadden via de computer. Dat onderzoek loopt op dit moment nog steeds. Tot nu toe lijkt het er op dat het voor jongeren niet uitmaakt of ze een face-to-face behandeling krijgen of een behandeling via de computer (samen met Sanne Rasing en Yvonne Stikkelbroek).

Verder wilden we graag de cognitieve gedragstherapie bij jongeren verbeteren en nóg effectiever maken. We starten met een preventieonderzoek op middelbare scholen, waarin we 8600 jongeren screenden met een depressievragenlijst. De jongeren, die op basis van die lijst, hoog scoorden, kregen een programma aangeboden met behulp van CGT. Die therapie was in stukjes verdeeld, namelijk in 4 verschillende modules waar ze in 12 sessies mee aan de slag gingen. De modules gingen over (1) cognitieve herstructurering (negatieve gedachtes omzetten naar meer positieve gedachtes), (2) activering (leuke activiteiten gaan doen), (3) ontspanningsoefeningen en (4) probleem oplossen. We wilden weten of het uitmaakte welke module (van 3 sessies) de jongeren precies kregen en in welke volgorde de modules werden aangeboden. We vonden echter geen verschillen na één module en ook niet in de volgorde, waarin we de modules aanboden. We vonden wel dat de 4 modules als geheel – dus ongeacht de volgorde waarin ze aangeboden werden – wel werkte (samen met Marieke van den Heuvel). In vervolgonderzoek willen we graag onderzoeken of we de CGT meer gepersonaliseerd kunnen aanbieden, bijv. door – afhankelijk van het specifieke probleem – bepaalde modules uitgebreider aan te bieden.

Een andere vorm van therapie bij depressie is de Acceptance Commitment Therapy (ACT). Binnen deze therapie wordt op een andere manier naar problemen gekeken. Hulpverleners kijken samen met de jongere naar het leren accepteren (Acceptance) van alle negatieve gedachten en gevoelens, zodat Actie kan worden ondernomen richting (Committed) doelen, in plaats van te proberen deze negatieve gevoelens en gedachten zelf te beheersen of te vermijden. Het is namelijk belangrijk om – ondanks je problemen – toch te proberen om te doen wat je wil doen en om je leven optimaal te beleven. Deze therapie hebben we ontwikkeld voor jongeren (12-21 jaar) met chronische depressie. Dat zijn vaak jongeren met langdurige klachten, die doorgaans al veel behandelingen hebben gehad. Bij hen werkten cognitieve gedragstherapie en/of andere behandelingen niet (voldoende). We gingen onderzoeken wat ze dan nog wel konden doen, o.a. met het aanbieden van ACT.

We hebben nu een pilot gedaan om te kijken of ons idee klopte. We zagen inderdaad dat de depressieklachten afnamen en de kwaliteit van leven toenam. Dat waren alvast hoopgevende resultaten (samen met Denise Matthijssen en Jacquelijne Schraven). We willen dit onderzoek nu uitbreiden naar jongeren in het algemeen en naar jongeren met andere gedragsproblemen; denk bijvoorbeeld aan autisme spectrum stoornis (ASS), ADHD, angst etc.’


Dr. Denise Bodden

Dr. Denise Bodden is universitair docent bij de afdeling Pedagogiek van de Universiteit Utrecht. Zij doet onderzoek naar de (kosten)effectiviteit van preventieve en curatieve behandelingen (o.a. CGT, IPT en ACT), specifiek gericht op angst- en stemmingsstoornissen.
Daarnaast doceert zij op het gebied van effectonderzoek, angststoornissen en depressie. Tevens is zij werkzaam als psycholoog bij Altrecht Kinder en Jeugd (Utrecht).



Hoe ontstaat een depressie bij kinderen eigenlijk?
‘Een depressie ontstaat zowel bij kinderen als bij volwassenen niet door één oorzaak. Doorgaans spelen meerdere factoren een rol, die de kans op het ontstaan van een depressie groter maken. Er zijn meerdere theorieën over hoe een depressie kan ontstaan:

Het cognitieve model (door Aaron T. Beck): Beck zegt dat mensen met een depressie bepaalde vaste denkpatronen (schema’s) hebben. Ze interpreteren gebeurtenissen om hen heen doorgaans op een negatieve manier. Door deze gedachtes, die in diverse situaties terugkomen, kunnen mensen een depressie ontwikkelen.

Attributietheorie: deze theorie verklaart hoe mensen het gedrag van zichzelf en anderen proberen te verklaren en hoe ze oorzaak en gevolg aan elkaar koppelen. (Bijv. bij mensen met een depressie stemming liggen fouten, die ze gemaakt hebben, eerder aan henzelf dan aan anderen.)

Positieve interactie: Mensen, die weinig positieve interactie ervaren met hun omgeving, krijgen minder positieve bevestiging en hebben daardoor een grotere kans om een depressie te ontwikkelen.

Life-events: Mensen, die meer ingrijpende (negatieve) life-events hebben, hebben een grotere kans om een depressie ontwikkelen.

Erfelijkheid: Ook erfelijkheid speelt een rol. Depressies komen vaker in families voor; als je ouders of grootouders depressief waren, dan is de kans groter dat jij het ook kunt krijgen.

Hechting: Kinderen, die niet veilig gehecht zijn aan hun ouders, hebben een grotere kans om een depressie te ontwikkelen.

Opvoeding: Ook de manier van opvoeden kan bijdragen aan een grotere kans op depressie. Denk dan aan minder steunende ouders, kritische ouders, minder responsieve ouders, minder sensitieve ouders. Een opvoedstijl, waarin ouders niet consequent op hun kind reageren, veel psychologische controle uitoefenen, minder warm reageren, slecht of onduidelijk met hun kind communiceren, veel conflicten voorkomen (o.a. tussen ouders onderling, tussen ouder en kind) maken de kans op een depressie bij het kind groter.

Er is dus niet één theorie, die het ontstaan van depressie volledig verklaard. Het is dus niet één op één. Onderzoekers zijn het er dan ook wel over eens dat een combinatie van theorieën het ontstaan van een depressie het beste kan verklaren. Alle theorieën bij elkaar vormen dan ook een mooi, multifactorieel verklaringsmodel.’

Wat is een depressie bij kinderen precies? Hoe kunnen ouders het bij hun kind herkennen? Waarin kan een depressie bij kinderen verschillen van een depressie bij volwassenen?
‘Het belangrijkste dat bij een depressie aanwezig is, is de sombere of prikkelbare stemming. Vooral het gegeven dat een prikkelbare stemming bij een depressie kan horen, is nog vrij onbekend. Prikkelbaarheid komt juist bij jongens meer voor als symptoom van depressie. Prikkelbaarheid uit zich vaak in weinig stress kunnen verdragen. Wat er ook bij hoort, is dat kinderen vaak ineens geen plezier meer beleven aan dingen die ze eerst wel leuk vonden. Dat zie je dan niet alleen thuis, maar ook bij hobby’s en vrienden. Uiteraard spelen de duur en ernst van de klachten ook een belangrijke rol.

Verder komen een aantal (lichamelijke) klachten regelmatig voor bij kinderen (of jongeren) met een depressie. Ze ervaren problemen met (te veel / weinig) eten, slapen en/of moe zijn. Op cognitief gebied zie je dat ze zich meer schuldig of waardeloos voelen, dat ze concentratieproblemen ervaren of dat ze suïcidale gedachten hebben. Qua gedrag kunnen je ook veranderingen opvallen: kinderen kunnen traag of apathisch worden óf ze gedragen zich juist heel onrustig en friemelen veel.

Andere uitingsvormen kunnen nog zijn dat ze meer ruzie en meer (heftige) conflicten hebben. Ze kunnen zich meer terugtrekken, ze spijbelen vaker van school (schoolverzuim). Als je zelf gaat opzoeken waar deze symptomen bij kunnen horen, dan zou je misschien eerder uitkomen bij ADHD of een andere gedragsstoornis. Maar als je dan juist rekening gaat houden met de kernsymptomen, dan maakt dat juist dat je ze als depressief zou kenmerken.

Ouders denken vaak dat het wel overgaat en dat het bij de puberteit hoort. Bij normaal ‘tienergedrag’ kun je jongeren wel afleiden en uit hun negatieve stemming trekken, maar als er echt sprake is van een depressie dan lukt dat bijna niet.

Een depressie kan dus behoorlijk veel uitingsvormen hebben, waardoor het vaak niet herkend wordt. Niet alleen ouders en leerkrachten herkennen het heel moeilijk, ook voor jongeren zelf is het moeilijk.’

Kunnen kinderen hun depressieve / negatieve gevoelens verdoezelen, waardoor het voor hun omgeving lastig wordt om het te herkennen?
‘Kinderen en jongeren kunnen inderdaad hun negatieve gevoelens of hun depressie verdoezelen. Het gaat vaak om leerlingen, die geen problemen veroorzaken op school. Je denkt misschien wel dat ze gewoon wat rustiger zijn. Veel jongeren durven niet te vertellen hoe ze zich echt voelen of willen hun ouders er niet meer lastig vallen. Daardoor wordt het vaak niet door ouders of leerkrachten gezien.

In ons preventieonderzoek onder 8600 jongeren (zie hierboven) zagen we dat veel ouders aangeven dat ze niet weten dat hun kind negatieve of depressieve gevoelens heeft. Zelfs als hun kind suïcidaal is, weten ouders het doorgaans niet. Jongeren schamen zich voor hun negatieve gevoelens of suïcidale gedachten.

We zagen ook dat maar liefst 23% van die grote groep jongeren een verhoogde score had op depressie symptomen. De jongeren met een verhoogde score boden we een behandeling met de 4 CGT-modules aan. Slechts 14% werkten hier aan mee, helaas dus niet iedereen. Dit kan te maken hebben met schaamte. Sommige jongeren wisten wel van zichzelf dat ze die negatieve gevoelens hadden, anderen wisten dat niet. De laatste groep gaf aan dat ze dachten dat hun gevoelens normaal waren, dat het zo hoorde en dat iedereen zich zo voelde. Zij gingen vervolgens toch maar op stap, vooral omdat ze het idee hadden dat dat van hen verwacht werd; maar eigenlijk hadden ze totaal geen zin om mee te gaan.

Het herkennen en signaleren van deze depressieve gevoelens is wel erg belangrijk. De GGD screent jongeren bijvoorbeeld wel, maar dat gebeurt op dit moment nog niet in alle klassen en/of de metingen zijn nog niet zo sensitief als ze zouden moeten zijn. We weten dat zo’n 70% van de kinderen en adolescenten met angstige of depressieve klachten niet herkend worden en dus ook niet goed behandeld worden.’

Zou je depressieve gevoelens bij kinderen eigenlijk al serieus moeten nemen?
‘Veelal ontstaat een depressie rond de 14 jaar maar ook jongeren kinderen kunnen een depressie krijgen, zelfs kleuters. Als komt dat laatste wel heel weinig voor. Het is bij alle leeftijden belangrijk om de negatieve of depressieve gevoelens van het kind/de jongere serieus te nemen en om er echt iets mee te doen. We weten uit onderzoek dat als je niks met deze gevoelens doet het vaak erger wordt en zelfs uitmondt in een depressieve stoornis.

Allereerst is het belangrijk om preventief te werken, zodat je kunt voorkomen dat jongeren een klinische depressie ontwikkelen. Je probeert dus echt te voorkomen dat het erger wordt.

Als kinderen toch de diagnose ‘depressie’ krijgen en een behandeling ondergaan, dan is daarna de kans op terugval groot. Na 4 jaar zien we een terugval van 30%; na 20 jaar is dat zelfs 75% terugval. Dat kan overigens ook al een terugval zijn van een enkele episode.

We weten ook dat als kinderen een depressie hebben, ze een grote kans hebben op chroniciteit. Vandaar dat het bij jongeren belangrijk is om in te zetten op een betere coping, zodat het geen stoornis gaat worden. Vandaar dat ik ouders en leerkrachten – uiteraard ook de jongeren zelf – met klem wil adviseren dat ze meteen in actie komen als ze het vermoeden hebben dat de klachten iets weghebben van een depressie.’

Waar wordt een depressie bij kinderen wel eens mee verward? Wat is een depressie bij kinderen niet?
‘Negatieve of depressieve gevoelens bij kinderen of jongeren worden regelmatig verward met andere klachten. Bijvoorbeeld met:

Gedragsproblemen: denk maar aan druk gedrag, onrustig gedrag of concentratieproblemen.
Middelengebruik: soms wordt een depressie verhuld door drugs- en alcoholgebruik. De onderliggende depressie schuift dan naar de achtergrond.
Lichamelijke klachten: Sommige lichamelijke klachten of bijwerkingen van medicijnen kunnen ook voorkomen bij een depressie. Denk maar aan migraine, ongesteldheid, prikkelbare darmsyndroom, vitaminetekort, slaapproblemen.

Al deze klachten kunnen ook horen bij een depressie. Vandaar dat het zo belangrijk is om goed te differentiëren wat oorzaak en gevolg is.’

Welke mythes, onjuistheden of vooroordelen bestaan er over depressie bij kinderen? Welke zou je het liefst meteen willen ontkrachten?
‘Er bestaan helaas een aantal mythes of vooroordelen over depressies bij kinderen en jongeren, die gewoon onjuist zijn.

Mythe 1: Verkeerde stereotypen.
Er bestaat een soort stereotype beeld van hoe een depressieve jongere er uit zou zien. Vaak denken ouders of leerkrachten dat het dan om een gothic meisje gaat dat erg op zichzelf is en zich vaak terugtrekt. Dat beeld klopt helemaal niet. Een depressie komt bij jongeren best veel voor: 1 op 5 jongeren heeft depressieve symptomen / klachten en dat is vaker dan over het algemeen gedacht wordt. Het gaat dus gemiddeld genomen om ong. 5-6 leerlingen in een klas (voortgezet onderwijs). Verder kan een depressie zowel bij meisjes als bij jongens voorkomen. En dus niet alle gothics zijn depressief… 😉

Mythe 2: Een depressie kan alleen bij volwassenen voorkomen.
Ook deze mythe is hardnekkig en onjuist. Een depressie kan namelijk op elke leeftijd voorkomen. Zelfs kinderen kunnen het krijgen; we spreken dan wel eens van een ‘infant depression’ of ‘peuter depressie’.
Bij jonge kinderen zie je klachten als ontroostbaar huilen, ‘failure to thrive’ (= het lukt hen niet om de dingen te doen, die ze volgens mijlpalen wel echt zouden moeten kunnen), slaapproblemen, eetproblemen, ze kunnen een groeiachterstand ontwikkelen (of ze groeien niet meer). Ze ervaren geen plezier meer in dingen die ze voorheen heel leuk vonden, ze zijn niet meer speels.

Ook voor kinderen geldt dat er veel factoren samen moeten komen om uiteindelijk van een depressie te kunnen spreken. In praktijk wordt een depressie haast nooit op jonge leeftijd of in de basisschoolleeftijd vastgesteld. Doorgaans wordt er namelijk grote terughoudendheid toegepast om de diagnose bij (jonge) kinderen te stellen; depressie is nou eenmaal een heftig label met grote gevolgen. Vandaar dat er juist bij kinderen eerst goed gekeken wordt naar uiteenlopende stressfactoren (denk aan de scheiding van ouders, het functioneren op school, de hechting met ouders of verzorgers) en als blijkt dat dat allemaal stabiel of goed is, dan ga je kijken naar wat er nog over blijft en of er evt. sprake zou kunnen zijn van een depressie.

Mythe 3: ‘Ik voel me down / depressief.’
In de volksmond wordt al snel gezegd dat iemand zich down of depri voelt, maar dat is vaak bij lange niet hetzelfde als je echt depressief voelen. Als je je eens een dagje rot voelt, wat iedereen wel eens heeft, dan is dat zeker niet hetzelfde als depressief zijn. Om van een klinische depressieve episode te kunnen spreken, moet je twee weken forse depressieve klachten hebben.’

Als ouders het vermoeden hebben, dat hun kind depressief is: wat kunnen ze dan doen? En wat kunnen ouders beter achterwege laten?
‘Gelukkig kun je als ouder (of leerkracht) je kind ondersteunen en helpen om op een constructieve manier met zijn depressie om te gaan. Er is ook een aantal dingen, die je beter achterwege kunt laten.

Wat je wel kunt doen:
• Probeer goed aan te voelen wat je kind nodig heeft en wat je kind zelf wil. Probeer vooral steunend te zijn.
• Kijk vooral naar wat je kind nog wel kan. Benoem wat je kind nog wél doet en benader dat op een positieve, constructieve manier.
• Activeer je kind en probeer om je kind toch iets te laten doen. Dat kunnen (schijnbaar) kleine dingen zijn als de hond uitlaten, een wandelingetje maken of met vrienden afspreken. Het is belangrijk voor je kind om toch iets te blijven doen, zelfs kleine dingen kunnen al fijn zijn.
• Zorg ervoor dat je kind met iemand kan gaan praten. Soms is het voor kinderen of jongeren confronterend om met zijn ouders te praten. Praten kan natuurlijk ook met anderen, zoals met een goede vriend(in), de huisarts, een oom of tante. Laat je kind zelf bepalen met wie hij/zij het liefst zou willen praten.
• Laat je kind in eerst instantie starten met laagdrempelige zorg of laagdrempelige interventies. Denk daarbij aan de website ‘Grip op je dip’, waarbij je kind gebruik kan maken van de chatfunctie en kan praten met lotgenoten.
• Als dit onvoldoende helpt, zoek dan hulp. Via de huisarts kan je kind een afspraak maken met een psycholoog.

Wat je beter niet kunt doen:
• Stel je niet kritisch op ten aanzien van de gevoelens van je kind. Voorkom opmerkingen als ‘het komt door jou’ of ‘je doet je dit zelf aan’.
• Stel niet te veel of te hoge eisen aan je kind.
• Probeer te voorkomen dat je je te veel met je kind bemoeit. Soms is het juist goed om je kind wat meer met rust te laten.
• Voorkom dat je het negatieve of depressieve gevoel van je kind bagatelliseert. Opmerkingen als ‘het valt wel mee’ of ‘ik voel me ook wel eens een beetje depri’ zijn niet helpend, omdat de situatie voor de jongere in kwestie juist veel heftiger aanvoelt.
• Vermijd conflicten met je kind.’

Vanaf welke leeftijd kun je depressie bij kinderen laten onderzoeken of vaststellen? Welke stappen kunnen kinderen en jongeren zelf ondernemen?
‘Ook kinderen en jongeren zelf kunnen een aantal dingen doen waardoor ze zich beter kunnen gaan voelen. Het is goed om over hun (negatieve) gevoelens te praten. Ze kunnen bijvoorbeeld hun hart luchten bij een goede vriendin of de huisarts. Ook actief blijven is belangrijk. Probeer ondanks je negatieve gevoelens gewoon naar je hobby te gaan, dus ook als je er eigenlijk helemaal geen zin in hebt. En als je te lang met depressie blijft rondlopen; zoek hulp. Dit kan laagdrempelig zijn bv. online hulp zoals ‘Grip op je dip’ of naar de GGZ.’

Kun je van een depressie afkomen of genezen? Of is het een aandoening waar je de rest van je leven mee blijft zitten?
‘Je kunt inderdaad van een depressie afkomen. 50% van de kinderen en jongeren, die de diagnose depressie kregen, zijn die diagnose na behandeling kwijt. Dat is dus één op de twee kinderen; dat is dus al heel wat.

Zoals ik al eerder aangaf, is de kans op terugval helaas heel hoog. Er wordt op dit moment onderzoek gedaan naar methodes, die het beste werken om de kans op terugval zo klein mogelijk te maken (Stay Fine-onderzoek).
Wat hoopgevend is in dit kader is dat ‘geïndiceerde preventie’ goed werkt. Dat betekent dat als we kinderen of jongeren, die een hoge score hebben op screeningsvragenlijsten, hulp bieden, dat hun symptomen en klachten afnemen. Bij het inzetten van deze preventie zien we dat na de interventie bijna niemand meer een depressieve stoornis had. Dat betekent dus dat dit een curatief effect heeft. Dat geeft maar weer aan hoe belangrijk het is om er op tijd bij te zijn.’


Wil je graag reageren op dit artikel?
Dat mag! Zet jouw reactie dan onder dit bericht. Houd het wel constructief, liefst in de vorm van ‘Tips & Tops’. Dankjewel voor je medewerking!


tip_gezin

Wil jij meer OpvoedTips van Joyce lezen én ze als eerste in je mailbox ontvangen?
Dat kan! Helemaal gratis en vrijblijvend. Aanmelden is heel eenvoudig. Klik hier.

Cadeau: Als welkomstcadeau ontvang je meteen na je aanmelding het E-book ‘Nóg meer genieten van je kind – 5 x 5 OpvoedTips’. Je leest er hier meer over.




Heb je vragen over één van deze thema’s, wil je meer weten over het onderwerp of heb je een andere opvoedvraag?

joyce_rosegrijs_staand_c

Neem dan contact met me op.

Met vriendelijke groet,
Joyce Akse


Opvoedcoach & Psycholoog | http://www.aksecoaching.nl | info@aksecoaching.nl

© 2020. Joyce Akse / Akse Coaching, alle rechten voorbehouden.


Klik hier voor jouw dagelijkse portie OpvoedInspiratie op Facebook.



Lees ook andere artikelen van Joyce met waardevolle OpvoedTips:
– ‘Wist jij dit al over opvoeding en ouderschap…?‘ Uitgebreide interviews met toonaangevende experts.
– ‘Wat gebeurt er allemaal met je kind tijdens de adolescentie? Van kindertijd naar jong volwassenheid.’ [Overzichtsartikel]
– ‘Hoe verbeter je het zelfvertrouwen van je kind?‘ (Over: 4 ingrediënten voor een gezonde dosis zelfvertrouwen.)
– ‘Wat doet een opvoedcoach eigenlijk? | Joyce Akse vertelt.
Klik hier voor andere opvoedtips, bijv. over voeding, media, beweging ed.



© De foto van Joyce Akse is gemaakt door Ilona Tychon Fotografie.

logo_akse_coaching_groot_nieuw



Ga (terug) naar de website van ‘Akse Coaching – Opvoedcoaching & Opvoedadvies’.






Wat gebeurt er allemaal met je kind tijdens de adolescentie? Van kindertijd naar jong volwassenheid. [Overzichtsartikel]

kinderen_jongeren_lachend_op_bankVanaf het moment dat je kind / tiener gaat ‘puberen’ verandert er veel; niet alleen voor je tiener, maar ook voor jou als ouder. In dit ‘overzichtsartikel’ wil ik je een samenvatting geven van wat er in deze periode allemaal voor je tiener verandert. Zoals je zult lezen, is dat echt ontzettend veel: op maar liefst 8 domeinen maakt je tiener een enorme ontwikkeling door.
Je begrijpt dat ik in dit artikel niet alle domeinen even uitgebreid zal bespreken, maar daar zal ik in latere artikelen nog wel eens op terugkomen.

Mijn doel van dit artikel is om jou als ouder een overzicht te geven van wat er op dit moment allemaal met jouw tiener gebeurt en waarom hij/zij zich soms – maar lang niet altijd – zo lastig / vervelend / moeilijk kan gedragen. Ik hoop van harte dat dit artikel bijdraagt aan een groter begrip. Uiteraard mag je ook in dit artikel weer mooie praktische tips verwachten, zodat je weet hoe je met sommige lastige opvoedsituaties kunt omgaan.
In de toekomst zal ik over de onderdelen, die je in dit artikel leest, nog meer artikelen schrijven en dan losse thema’s verder uitdiepen.

Pubers, Tieners & Adolescenten
In de volksmond wordt er vaak over ‘pubers’ gesproken. De puberteit gaat strikt genomen alleen over de hormonale veranderingen, die kinderen van deze leeftijd ondergaan. Dat doet echter onvoldoende recht aan álle veranderingen, die er bij je kind gaan spelen. Vandaar dat ik deze term zo veel mogelijk probeer te vermijden.
De officiële en meer adequate term, die voor deze leeftijdsgroep gebruikt wordt, is ‘adolescent’. Ook het woord ‘tiener’ zal ik in dit artikel gebruiken voor kinderen in de leeftijd van 10 t/m 19 jaar.

Leeftijd van adolescenten
Vaak wordt gedacht dat de adolescentieperiode loopt van 12 t/m 18 jaar. Voordat je kind 13 jaar oud is, zit hij nog op de basisschool en zie je hem waarschijnlijk nog als kind. Vanaf 18 jaar mag je kind o.a. officieel gaan stemmen en auto rijden en wordt hij geacht zich te gedragen als een volwassene.

Toch weten we uit onderzoek dat (o.a.) de hersenontwikkeling van adolescenten op de leeftijd van 18 jaar nog niet voltooid is. Sterker nog, de hersenontwikkeling loopt nog tot een jaar of 25 (je leest er hieronder meer over). Dat betekent voor jou als ouder dat ook je ‘jong volwassen’ kind af en toe nog wel wat hulp kan gebruiken. Dus ook op die leeftijd ben je als ouder echt nog niet overbodig. 😉

De adolescentie begint dus al eerder dan 12 jaar en eindigt later dan 18 jaar. Grofweg kun je de adolescentieperiode indelen in 4 stadia of fasen. Elke fase heeft z’n eigen kenmerken, die ik hieronder kort voor je uiteenzet.

(1) Vroege adolescentie (10 – 14 jaar): 
meisjes_tablet_lachendHet gedrag van je tiener wordt op deze leeftijd beïnvloed door hormonen én door het proces van de hersenrijping. Daardoor is hij emotioneler en reageert hij gevoeliger op allerlei dingen. Tegelijkertijd denken tieners minder goed (of beter gezegd: ‘anders’) na, waardoor ze impulsief kunnen handelen. Ook is hij in deze fase erg gericht op het bevredigen van directe behoeftes. Als je tiener ergens zin in heeft, dan wil hij dat het liefst direct, meteen, onmiddellijk. Ook het proces van losmaking van  de ouders hoort bij deze vroege fase.

(2) Midden adolescentie (14 – 16 jaar): 
kinderen_tieners_groep_op_bankJe tiener is nu – meer dan anders – geneigd om risico’s te nemen. Het draait allemaal om het krijgen van kicks en om experimenteren. Het probleem daarbij is dat hij op deze leeftijd nog niet de consequenties van zijn gedrag kan overzien. Desgevraagd kan hij de mogelijke risico’s wel benoemen, maar dat roept nu (nog) geen emoties op; dus ondanks dat hij de risico’s (in theorie) kent, wil dat niet zeggen dat hij het risicovolle gedrag (in praktijk) achterwege zal laten. Ook emoties voeren in deze fase nog steeds de boventoon.

(3) Late adolescentie (16 – 22 jaar) 
kinderen_tieners_staand_in_park_rokenJe tiener krijgt steeds meer grip op zijn eigen handelen en zijn gedrag. Hij is in staat om weloverwogen keuzes te maken, zijn gedrag te evalueren en zich aan te passen aan sociale situaties. Je merkt dat het gedrag van je tiener in een betere balans raakt en je ziet dat hij zich steeds zelfstandiger en onafhankelijker gaat gedragen. Er worden meer weloverwogen beslissingen genomen, omdat ze nu ook steeds beter de langetermijneffecten van hun gedrag in overweging nemen.

(4) Jong volwassenheid (18 – 25 jaar)
studenten_lachen_papierenJongvolwassenen groeien toe naar zelfstandigheid. Ze zijn met zichzelf bezig en gaan door met ontdekken wie ze zijn; de ontwikkeling van hun eigen identiteit gaat nog door. Jongeren kijken soms nog kritisch naar zichzelf: wat kan ik, hoe zie ik eruit? Toch zijn ze als jong volwassene minder onzeker en kwetsbaar dan in de adolescentie. Op deze leeftijd worden hun vriendschappen nog hechter en wordt de invloed van hun vriendenkring groter dan die van hun ouders. Ze worden zelfstandig, gaan misschien studeren, op kamers wonen en/of gaan werken.

Hieronder vind je een overzicht van alle veranderingen, die je tiener tijdens de adolescentie gaat doormaken. Uiteraard komen deze veranderingen niet voor alle tieners op hetzelfde moment of op dezelfde manier voor; bij sommige tieners zul je van het ene domein meer ‘last’ hebben en van het andere merk je nagenoeg niks. Die individuele verschillen zijn er zeker en hoeven niet direct problematisch te zijn.

(1) Lichamelijke veranderingen & Groei
ive_had_to_reprogram_my_voice_recognitionHet meest opvallende aan de adolescentie is misschien nog wel de groeispurt; daardoor groeien ze ineens ontzettend hard (soms wel 10 cm per jaar) en neemt hun gewicht toe. Op sommige momenten heb je het idee dat het eten niet aan te slepen is en dat de koelkast nooit lang vol is. Je tiener heeft voor zijn groei brandstof nodig en dat merk je ook als ouder op deze manier heel duidelijk.
Meisjes beginnen gemiddeld genomen eerder met de groeispurt dan jongens.

Het lichaam van je tiener raakt tijdens de adolescentie onder invloed van hormonen. Hij/zij krijgt niet alleen puisten, maar begint ook naar zweet te ruiken, krijgt meer lichaamsbeharing en wordt geslachtsrijp. Meisjes worden o.a. voor het eerst ongesteld, krijgen borstvorming en rondere vormen; jongens krijgen o.a. een zwaardere stem, een ander postuur, meer spiermassa, hun eerste ochtenderectie en natte dromen.

Rond de leeftijd van 18 jaar zijn de meeste tieners uitgegroeid en is de lichamelijke ontwikkeling grotendeels ten einde; de hersenontwikkeling gaat dan nog wel een tijdje door.

⇒ Je tiener kan met periodes enorm veel groeien. Zorg ervoor dat hij juist dan gezonde voeding binnenkrijgt. Dat stimuleert niet alleen een gezonde groei, maar ook gezonde eetgewoonten en een gezonde leefstijl. Daar heeft je tiener niet alleen nu, maar ook als volwassene nog veel profijt van.
Eet jouw tiener op dit moment (nog) niet goed? Lees dan het artikel ‘‘Vind ik niet lekker!’ (Over jouw rol aan tafel en hoe jij er voor kunt zorgen dat je kind beter eet.)‘. 


(2) Verandering in de ouder-kind relatie

jongen_tiener_luistert_niet_naar_oudersDe relatie tussen jou en je tiener verandert van een ‘verticale’ relatie naar een meer ‘horizontale’ relatie. Als je kind de adolescentiefase nog niet bereikt heeft, ben jij als ouder gezaghebbend: jij beslist uiteindelijk wat er wel of niet gebeurt en wat je kind wel of niet mag (liefst natuurlijk met een positieve opvoedaanpak). Jullie relatie is dan ‘verticaal’; jij staat als ouder qua gezag ‘boven’ je kind.

Jullie relatie en onderlinge verhoudingen veranderen naarmate je kind een adolescent wordt. Formeel heb je natuurlijk ook nog het gezag over je kind en ben je nog steeds verantwoordelijk voor je kind, je tiener zal nu steeds vaker zijn eigen stem laten gelden en misschien wel tegen je in protest komen. Je merkt dat je steeds meer naar de mening van je tiener gaat luisteren en steeds vaker water bij de wijn gaat doen (wat iets anders is dan je tiener steeds zijn zin geven of hem alles laten doen wat hij wil). Jullie relatie wordt steeds meer ‘horizontaal’; jullie staan steeds meer op gelijk niveau.
Uiteraard merk je dat bij iedere tiener op een andere manier en in meer of mindere mate. 

Deze verandering, die jullie relatie ondergaat, is belangrijk voor de ontwikkeling van je tiener. Op deze manier maakt hij zich steeds wat meer van je los om later – als hij nog weer een paar jaar ouder is – op eigen benen te kunnen staan. Het proces dat daarvoor nodig is, vindt plaats tijdens de adolescentie.

Het is normaal dat tieners zich soms terugtrekken en je nog maar weinig vertellen; dit hoort bij het volwassen worden. In tegenstelling tot wat veel wordt gedacht, zijn dit geen bedreigingen voor een goede relatie met ouders, maar zijn het juist signalen dat je tiener op weg is naar volwassenheid.

Juist bij tieners is het belangrijk om een veilige omgeving te creëren en steun te bieden, zodat je tiener zich volledig kan ontwikkelen. Bovendien ben je als ouder van belang voor de gezondheid van je kind, mn. als het gaat om sporten, gezond eten en mediagebruik.

⇒ Je tiener heeft jou als ouder nog steeds nodig. Jij bent enerzijds ontzettend belangrijk voor je tiener om steun, emotionele warmte en liefde te geven en anderzijds om duidelijke regels op te stellen (evt. in samenspraak met je tiener), waar je tiener zich aan dient te houden.
Ook in de ogen van je tiener is de steun van ouders belangrijk. Ze vinden het doorgaans meer dan gewoon dat ouders regels hebben en afspraken maken. Kernwoorden hierin zijn duidelijke communicatie, begrip, aandacht en positieve feedback.

Om verantwoord gedrag te ontwikkelen, moet je tiener verantwoordelijkheid krijgen.  Je kunt je tiener geleidelijk aan meer vrijheid geven, uiteraard alleen als hij laat zien dat hij die vrijheid aankan.

meisje_tiener_moeder_lachend_op_bank

⇒ Ook al wil je tiener steeds meer een eigen leven gaan leiden, hij is nog lang geen volwassen. We weten dat tieners, van wie de ouders weten waar ze zijn, minder in de problemen komen. Zorg er dus voor dat je weet waar en met wie je tiener is en spreek af dat hij je op tijd iets laat weten indien er iets verandert.

⇒  Blijf met je tiener praten. Soms lijkt dat wel een onmogelijke opgave, maar kies er je momenten voor uit. Bijv. tijdens het avondeten, een autoritje, tijdens het afwassen of vlak voor het slapengaan.

⇒ Wat je nog meer kunt doen:
Blijf dingen samen doen met je tiener: denk dan aan een stukje fietsen, naar het zwembad of naar de bioscoop gaan. Blijf betrokken bij je tiener: ga naar wedstrijden of uitvoeringen van je kind. Kijk samen tv of een video en praat erover. Betrek je tiener ook bij regelzaken in huis: laat je tiener bijv. meedenken over jullie vakantie. Vraag je tiener om hulp, bijvoorbeeld met je computer of je mobiele telefoon. Kook samen; laat je tiener bedenken wat je gaat eten.

Kortom, het is normaal dat je tiener je van zich afduwt, maar vergeet niet dat hij je ook nu nog heel hard nodig heeft.


joyce_grijs_aanjou_1

Maak je je zorgen over je kind (0-16 jaar) dat niet goed luistert, slaapt of eet? Of heb je een andere opvoedvraag, waar je graag een antwoord of oplossing voor wil?
Lees dan hier wat ik voor je kan doen om dat op te lossen.

Wil je eerst meer over mij en m’n bedrijf weten?
Lees dan hier meer over m’n achtergrond.



(3) Vrienden vs. Ouders

kinderen_tieners_lachend_zittend_op_grondNu je tiener ouder wordt, merk je dat hij steeds minder thuis is en steeds meer naar zijn vrienden trekt. Hij is nog best wel eens thuis, maar vooral om te eten, te slapen en voor de schone was. 😉 En als hij dan eens thuis is, brengt hij het meest van zijn tijd door – liefst alleen – op zijn slaapkamer. Je mag ook niet zo maar meer zijn kamer binnenkomen; hij heeft een briefje met ‘verboden voor ouders en zusjes’ op de deur gehangen. De privacy van je tiener wordt belangrijker voor hem.

Je merkt ook dat je steeds minder weet van je kind; hij komt niet meer als eerste naar jou, maar bespreekt zijn beslommeringen nu eerder met zijn vrienden. Sterker nog, hij heeft zelfs dingen die hij het liefst geheim houdt en helemaal niet met jou bespreekt.

Het contact met vrienden, klasgenoten of leeftijdgenoten wordt steeds belangrijker voor je tiener. Ook dat is een opvallende verandering in deze periode. Daarom is het ook niet vreemd dat je tiener niet zonder zijn telefoon lijkt te kunnen. Dat is namelijk zijn directe ‘life line’ met zijn vrienden. En natuurlijk kleven er ook nadelen aan deze apparaten, maar je weet vast nog wel dat je zelf vroeger urenlang aan de telefoon hing en met een van je vriend(inn)en aan het bellen was (en je eigen moeder ook niet begreep waar het hele gesprek nou alweer over ging. ‘Jullie hebben elkaar toch net nog op school gezien?’).

Vooral het communiceren met vrienden geeft je tiener een positief gevoel. Het nadeel ervan is dat ze ook teleurgesteld en afgewezen kunnen worden door hun vrienden. Tieners zijn juist daar extra gevoelig voor. Dit heeft te maken met de onzekerheid over hun zelfbeeld, de drang om ergens bij te horen en om vooral niet op te vallen.
Bij heftige en/of herhaalde afwijzingen is er sprake van pesten. Juist omdat pubers graag ergens bij willen horen, gaan ze onder groepsdruk ook zelf pesten. Met name cyberpesten is een toenemend  probleem onder tieners. 

⇒ Maar vergis je niet: als ouder blijf je ook nu nog heel belangrijk voor je tiener. Jouw mening en goedkeuring doet er nog steeds toe, ook al laat je tiener dat niet zo merken. Blijf dus ook nu jouw mening, overwegingen en ideeën met je tiener delen, zodat hij die hoort en in zijn beslissingen mee kan nemen.

⇒ Maak duidelijke afspraken over het telefoongebruik van je tiener. Verbieden is geen optie, dat komt jullie relatie namelijk absoluut niet ten goede. Duidelijke afspraken zijn echter onmisbaar; denk daarbij aan ‘geen apparaten tijdens het eten’ en ‘geen apparaten op de slaapkamer’.
Wil je graag weten hoe je dat thuis aanpakt? Lees dan m’n artikel ‘Welke afspraken maak je met je kind of tiener over gamen en telefoongebruik?‘.

hersenstichting_vereenvoudigde_versie_anatomie_hersenen

(4) Hersenontwikkeling: 
Tijdens de adolescentie maakt de hersenontwikkeling een cruciale fase door. Deze ontwikkeling loopt vanaf de geboorte tot de leeftijd van 25/26 jaar*. En dan hebben we het vooral over de ‘prefrontale cortex’; het voorste deel van je brein (het deel dat grofweg achter je voorhoofd ligt).
* Ook na die leeftijd blijven de hersenen nog veranderen, maar niet meer zo ingrijpend als tijdens de adolescentie.

In deze fase is de communicatie tussen verschillende hersengebieden nog niet in balans. Tijdens de  vroege adolescentie zijn de hersenen volop in verbouwing: ‘overbodige’ hersencellen worden afgevoerd (volgens het ‘use it or lose it’-principe) en verbindingen tussen de overblijvende hersencellen worden steeds sterker. Door dit proces wordt de communicatie tussen de hersencellen geoptimaliseerd. Deze optimalisatie verloopt niet in alle hersengebieden tegelijkertijd; de prefrontale cortex is bijvoorbeeld als laatste aan de beurt.

Tijdens de adolescentie vinden er ontwikkelingen in de hersenen plaats op drie niveaus: cognitief, emotioneel en sociaal. De cognitieve ontwikkeling zorgt ervoor dat je kunt denken, leren en rationeel redeneren (prefrontale cortex). De emotionele ontwikkeling zorgt ervoor dat je intense emoties beter kunt controleren (o.a. subcorticale gebieden). En de sociale ontwikkeling zorgt voor meer inzicht in jezelf en anderen (o.a. prefrontale cortex. De ontwikkeling op deze drie niveaus wordt aangestuurd door enerzijds de emotionele en anderzijds de rationele  hersengebieden.
Verderop in dit artikel lees je hier meer over.

Deze ontwikkelingen treden dus allemaal op tijdens de adolescentie en hebben tijd nodig. Hierdoor zie je aan je tiener dat hij meer risicovol gedrag vertoont, waarvan hij de consequenties nog niet kan overzien (zeker niet op de lange termijn) en dat hij vaker de grenzen opzoekt. Tieners zijn in deze periode ook meer gevoelig voor beloning (en juist minder voor straf).

⇒ Benoem wat je tiener goed doet. Geef ‘m liever een compliment dan dat je ‘m straf geeft. Die boodschap komt niet alleen beduidend beter aan bij jouw tiener (en tieners in het algemeen), maar zorgt ook voor een fijnere sfeer in huis.

⇒ Je tiener kan zich nog niet zo goed in een ander verplaatsen en heeft daardoor niet altijd door dat hij/zij een ander met zijn/haar opmerking(en) kan kwetsen. Reageer in zo’n situatie niet direct heel emotioneel, maar leg je tiener uit dat die opmerking jou pijn gedaan heeft. Zo leert je tiener wat hij beter wel en niet kan zeggen.

⇒ Ook al wil je tiener steeds meer als volwassene behandeld worden, hij is het nog niet. Dat betekent ook dat jij als ouder de komende jaren nog zijn ‘prefrontale cortex’ bent en je tiener moet helpen bij het weerstaan van verleidingen, met sociale omgangsvormen, overzien van de consequenties van zijn gedrag (wat in praktijk kan betekenen dat hij iets nog niet mag doen), met gepaste verantwoordelijkheden ed.

⇒ Wat je als ouder nog meer kunt doen:
– Probeer je tiener te begrijpen: Alleen al begrip voor de ingrijpende veranderingen in het hoofd (en lichaam) van je tiener, zal helpen om de adolescentie samen en in goede harmonie door te komen.
– Bied structuur en veiligheid: De adolescentie is een verwarrende fase, waarin je tiener zich losmaakt en  tegelijkertijd een veilige plek en grenzen nodig heeft. Een veilige, stabiele basis helpt je tiener op weg naar volwassenheid.

(5) Emotionele ontwikkeling
meisje_tiener_verdrietig_moeder_troostDoor de ontwikkeling in het subcorticale deel van de hersenen van je tiener, merk je dat hij vaker emotioneel reageert en misschien zelfs vaker huilt. Maar dat is nog niet alles. Je merkt nu ook dat je tiener gevat uit de hoek kan komen of ineens chagrijnig, geïrriteerd of brutaal op je reageert. Ook stemmingswisselingen kunnen hun intrede doen.

Door zijn hersenontwikkeling merk je aan je tiener dat hij steeds beter leert om zijn emoties onder controle te hebben en te beheersen. Uiteraard gaat dat met vallen en opstaan.

⇒ Als ouder kun je je tiener hierin ondersteunen: 
– Laat zien dat je bij je tiener betrokken bent en dat je er voor hem bent.
– Laat zien dat je trots bent op hoe goed je tiener zijn best doet.
– Laat je tiener eens naar zichzelf kijken door hem te confronteren met zijn gedrag, gevoelens en drijfveren.
– Toon begrip en belangstelling voor de interesses en hobby’s van je tiener.


joyce_rosegrijs_staand_c

Wil je graag een thema-avond over opvoeden bijwonen?
Kijk dan in Joyce’ online Agenda voor een workshop, lezing of OpvoedParty bij jouw in de buurt.

Wil je Joyce graag uitnodigen om een thema-avond over opvoeden te geven?
Kijk dan hier voor mogelijke thema’s en/of neem contact met haar op.



(6) Het slaappatroon van je tiener verandert

meisje_tiener_met_telefoon_in_bedHet slaappatroon van je tiener verandert: het stofje dat voor het ‘slaperige gevoel’ zorgt (melatonine) wordt tijdens de adolescentie pas later op de dag aangemaakt. Daardoor is je tiener later moe en valt hij later in slaap. Toch heeft hij nog steeds voldoende slaap nodig (ong. 9-10 uur per dag) en zal hij ’s ochtends weer op tijd uit bed moeten komen om op tijd op school te zijn. Je kunt je voorstellen dat als je later in slaap valt het moeilijker is om ’s ochtends op tijd wakker te worden…
Ook het veranderende slaap- / waakpatroon komt door veranderingen in de hersenen, omdat het slaaphormoon (in de pijnappelklier) op een later tijdstip wordt afgegeven. 

⇒ Zorg ervoor dat je tiener op tijd naar bed gaat en voldoende uren slaapt. Leg je tiener al van jongs af aan uit dat het belangrijk is om op tijd naar bed te gaan; dat komt zijn humeur, concentratie, cijfers op school en lichamelijke groei alleen maar ten goede. Als je dat toen nog niet zo zeer hebt gedaan, kun je er ook nu nog gewoon mee beginnen.

⇒ Probeer regelmatige bedtijden aan te houden, zowel door de week als in het weekend. Vermijd vanaf een uur voor het slapen het gebruik van computers, tablets & smartphones, cafeïne en intensief sporten. Je kunt o.a. met je tiener afspreken dat zijn telefoon bij het slapen niet op zijn slaapkamer ligt.

(7) Cognitieve ontwikkeling & Schoolperikelen
Female Home Tutor Helping Boy With StudiesOok op cognitief gebied maken tieners een grote ontwikkeling door. Ze kunnen al duidelijk beter plannen en systematisch werken dan kinderen in de basisschoolleeftijd. Tieners kunnen beter van tevoren bedenken hoe ze iets het beste kunnen aanpakken; ze kunnen vooral goed plannen voor iets wat hier en nu moet gebeuren. Ze hebben echter nog moeite met plannen voor over een week of een maand. Ook dat heeft weer te maken met de hersenontwikkeling, met name de prefrontale cortex. Het plannen gaat dus wel al beter dan in de kindertijd, maar nog lang niet zoals een volwassene het zou aanpakken. Dus ook op dit gebied heeft je tiener af en toe nog jouw hulp nodig.

Huiswerk maken
Verstandig huiswerk maken betekent vooruit werken en niet pas een dag van tevoren beginnen met leren. Als tieners eenmaal aan het huiswerk beginnen, kunnen ze systematisch te werk gaan. Vaak beginnen ze echter te laat om de stof nog goed door te kunnen nemen. Daardoor kunnen ze in de knoei komen: ze halen onvoldoendes en/of raken gedemotiveerd.

De meeste scholieren hebben wel de intentie om het goed te doen op school en willen serieus omgaan met hun schoolwerk. Toch blijft het ook nu belangrijk om een oogje in het zeil te houden.

meisje_tiener_telefoon_stiekem_huiswerkVeel ouders ervaren dat hun tiener tijdens het huiswerk maken afgeleid wordt door de sociale media (via computer en mobiele telefoon), waardoor ze moeite hebben om zich te concentreren op hun huiswerk. Uit onderzoek blijkt dat de schoolresultaten door deze afleiding achteruit kunnen gaan.

⇒ Informeer regelmatig bij je tiener of het huiswerk af is (dat kan soms best lastig zijn, zeker als het niet goed gaat). Ook al laten ze het niet altijd merken, je tiener waardeert het toch wel als je aandacht voor hem hebt. Probeer een positief en begripvol standpunt in te nemen.

⇒ Spreek duidelijk met je tiener af wanneer hij huiswerk maakt en wanneer dat niet hoeft. Op die momenten kan hij dus andere dingen doen.

⇒ Ontdek samen met je tiener wat het beste voor hem werkt m.b.t. zijn telefoon. Voor de ene tiener werkt het beter om elk half uur 5 minuutjes op zijn telefoon te kijken; voor de andere is het beter om de telefoon weg te laten tot het huiswerk helemaal af is. Bijna alle tieners hebben hier hun ouders voor nodig; uit zichzelf kunnen ze zich nl. maar moeilijk beheersen.

(8) Ontwikkeling van zijn identiteit 
meisje_tiener_twee_gezichtenTieners zijn tijdens de adolescentie bezig om zichzelf en hun eigen identiteit te ontdekken. Ze kijken kritisch naar zichzelf, waardoor ze zich onzeker kunnen voelen en kwetsbaar zijn.

Ze gaan niet alleen op zoek naar het antwoord op de vraag ‘wie ben ik eigenlijk?’, maar ze ontdekken ook hun persoonlijke talenten en kwaliteiten op school, hun seksuele identiteit, hun culturele identiteit, hun religieuze identiteit, welk beroep ze later willen uitoefenen, hoe anderen tegen hen aankijken en ze moeten zichzelf (met alle veranderingen die nu optreden) leren accepteren. Ook de jeugdcultuur heeft op deze leeftijd veel invloed; tieners kijken op naar idolen en trendsetters en zien hen als voorbeeld.

Al met al kan deze zoektocht behoorlijk stressvol zijn en kan het het dagelijks functioneren van tieners beïnvloeden. Het ontwikkelen van een sterke identiteit is een complexe opgave, waar tieners dagelijks mee bezig kunnen zijn.
Op basis van onderzoek weten we dat tieners met een sterke identiteit sterke positieve relaties met vrienden en ouders hebben en dat ze minder kans hebben op het ontwikkelen van een depressie.

Tijdens de adolescentie merk je dat je tiener zichzelf steeds beter leert kennen, dat hij zich steeds beter kan inleven in anderen, dat hij steeds beter kan samenwerken, dat hij steeds beter luistert, beter kan doorzetten en dat hij beter ongeschreven regels oppikt.

⇒ Als het je als ouder lukt om onafhankelijk gedrag en initiatieven van je tiener aan te moedigen, dan verloopt de identiteitsontwikkeling soepeler.

Tot zover de bespreking van de 8 domeinen die bij jouw tiener in ontwikkeling zijn. Zoals je hebt kunnen lezen, gebeurt er dus behoorlijk wat. Geen wonder dat hij af en toe boos wordt, uit zijn slof schiet, erg moe is of alles vervelend vindt. Hopelijk heb je in dit artikel aanknopingspunten gevonden over hoe je op een positieve manier met het gedrag van je tiener kunt omgaan.
Hieronder vind je nog meer artikelen, die ik schreef over tieners. Wellicht zit daar nog eentje bij die je ook interessant vindt. 

Wil je graag reageren op dit artikel?
Dat mag! Zet jouw reactie dan onder dit bericht. Houd het wel constructief, liefst in de vorm van ‘Tips & Tops’. Dankjewel voor je medewerking!


tip_gezin

Wil jij meer OpvoedTips van Joyce lezen én ze als eerste in je mailbox ontvangen?
Dat kan! Helemaal gratis en vrijblijvend. Aanmelden is heel eenvoudig.

Cadeau: Als welkomstcadeau ontvang je meteen na je aanmelding het E-book ‘Nóg meer genieten van je kind – 5 x 5 OpvoedTips’.
Je leest er hier meer over.


joyce_rosegrijs_staand_cHeb je vragen over dit thema, wil je meer weten over het onderwerp of heb je een andere opvoedvraag?

Neem dan contact met me op.

Met vriendelijke groet,
Joyce Akse

Opvoedcoach & Psycholoog | http://www.aksecoaching.nl | info@aksecoaching.nl

© 2020. Joyce Akse / Akse Coaching, alle rechten voorbehouden.

Geschreven door Joyce Akse van ‘Akse Coaching – Opvoedcoaching & Opvoedadvies’.

Klik hier voor jouw dagelijkse portie OpvoedInspiratie op Facebook.


Joyce gebruikte / las voor dit artikel o.a. de volgende bronnen

– Brochure ‘Puberhersenen in ontwikkeling’. Hersenstichting. Klik hier.
– ‘Een sterke identiteit geeft adolescenten mentale veerkracht’. Universiteit Utrecht. Klik hier.
– Keijsers, L. (2013). ‘Waarom tieners zo irritant kunnen zijn en hoe je daar als ouder mee kunt leren leven.’. Tielt: Uitgeverij Lannoo NV.
– Crone, E. (2019). ‘Waarom doen pubers zo vaak domme dingen?’. Universiteit van Nederland. Klik hier.
– Keijsers, L. (2018). Hoe worden we van irritante pubers leuke individuen?. Universiteit van Nederland. Klik hier.
– ‘Alles over het puberbrein.’ Ouders van Nu. Klik hier.
– ‘Puberteit’. Opvoedinformatie. Klik hier
– ‘Wat gebeurt er in de puberteit in je hersenen?’. SchoolTV. Klik hier.


Lees ook andere artikelen van Joyce met waardevolle OpvoedTips:

– ‘Hoe je in slechts 5 stappen de emotionele veerkracht van je kind of tiener stimuleert‘ [incl. korte test].
– ‘Waarom worden kinderen en tieners toch zo boos?‘.
– ‘Welke afspraken maak je met je kind of tiener over gamen en telefoongebruik?‘.
– ‘Sturing & verbinding: Waarom beide aspecten onmisbaar zijn in de opvoeding van jouw kind.
– ‘Wat doet een opvoedcoach eigenlijk? | Joyce Akse vertelt.

Klik hier voor meer waardevolle opvoedtips van Joyce, bijv. over (niet) willen luisteren, slapen of eten ed.

logo_akse_coaching_klein_nieuw

Ga (terug) naar de website van Akse Coaching: http://www.aksecoaching.nl.